Een leerling vroeg aan de Rabbi: “Meester, wat is het ergste, dat een mens kan overkomen?”
De Rabbi antwoordde: “Dat hij vergeet, dat hij een koningskind is.” Dit korte verhaal uit het boek “Chassidische verhalen” van Martin Buber heeft me aan het denken gezet.
Het kan op verschillende wijze geïnterpreteerd worden, maar volgens mij wordt ermee bedoeld, dat ieder van ons eigen intrinsieke waarden heeft en een unieke plaats inneemt in de wereld.
Het benadrukt het belang van ons gevoel van eigenwaarde als mens. Het gaat hier niet om het zien van eigenschappen die lof verdienen en waar we trots op zijn, het is veel meer de praktijk van het respecteren, accepteren en waarderen van jezelf, inclusief je sterke en zwakke punten.
Door te vergeten dat we waardevol zijn en een bepaalde missie hebben in het leven, kunnen we ons laten meeslepen door onze dagelijkse beslommeringen en verliezen zo de verbinding met ons eigen kern en daarmee ook met onze omgeving.
Hier kom ik bij het allerbelangrijkste en meest van ons eisende gebod: ‘Heb je naaste lief, zoals je jezelf liefhebt.”
Alleen als ‘koningskinderen’ zullen we aan dit gebod kunnen voldoen.
Gertie Verheijen